Nederland heeft steeds vaker te maken met extreem weer. Onder invloed van de huidige klimaatverandering hebben we regelmatig te maken met stevige onweersbuien. Hoewel de kans op schade door blikseminslag erg klein is, ook in het geval van zonnepanelen op het dak, is het wel een must om het montagesysteem en de bevestigde zonnepanelen zo goed mogelijk te beschermen mocht de bliksem onverhoopt toch inslaan. Niets doen is immers geen optie.
Worden er geen maatregelen genomen ter bescherming kunnen de gevolgen van blikseminslag voor het montagesysteem onherstelbaar zijn. Krijgt bliksemstroom de kans de omvormer te bereiken dan is de kans groot dat deze het niet overleeft, net als de apparatuur die op de omvormer en de elektrische installatie zijn aangesloten. Naast een directe blikseminslag kan een inslag in de omgeving ook schade veroorzaken aan de PV-installatie. Er komen dan zogenaamde inductiestromen op gang die via kabels en leidingen in de buurt richting de installatie gestuurd worden. Afhankelijk van de lengte van de aanwezige bekabeling is de kans groot dat ook in dat geval de stroom de omvormer bereikt, met alle gevolgen van dien.
Volgens de vereisten van laagspanningsvoorschrift NEN 1010 is het niet nodig om individuele panelen in de installatie afzonderlijk te aarden. Echter, in elke installatie zitten metalen delen verwerkt die de bliksemstroom kunnen geleiden en mogelijk voor schade kunnen zorgen. Denk aan de metalen randen van de zonnepanelen, de metalen onderdelen van het montagesysteem en overige metalen elementen zoals kabelgoten. Dit aanwezige metaal zorgt ervoor dat er veel spanning op het montagesysteem en de afzonderlijke panelen kan komen te staan. In dat geval is het zinvol om de installatie te aarden. Wanneer er geen bliksemafleiderintallatie aanwezig is, is het wél degelijk verplicht om te aarden.
Om aarding van de PV-installatie te realiseren worden minimaal de randen van de PV-panelen onderling vereffend via de universele module klem met geïntegreerde vereffening en via een vereffeningsleiding aangesloten op een aardpunt bij de omvormer. Met de gecertificeerde aardingsclip kan met behulp van een aardedraad het montagesysteem vereffend worden. Deze manier van aarden is conform de NEN 1010.
Aarden is slechts één onderdeel van een optimale bliksembeveiliging. Om de PV-installatie verder te beschermen is het belangrijk dat de bliksemstroom de installatie en de panelen überhaupt niet bereikt bij inslag. Met losstaande opvangers wordt een bliksembeveiligingstinstallatie gecreëerd die de bliksem opvangt. Het is essentieel dat er voldoende ruimte zit tussen de bliksembeveiligingsinstallatie en de metalen onderdelen en bekabeling van de PV-installatie. Standaard is een minimale scheidingsafstand van 0,5 meter aan te raden.
Indien de scheidingsafstand op geen enkele mogelijkheid kan worden aangehouden, dient er potentiaalvereffening plaats te vinden met de metalen delen van de PV-installatie en bliksembeveiligingsinstallatie. Door overspanningsafleiders aan te brengen op de plaatsen waar de bekabeling richting de omvormer en hoofdverdeler gaat zal het geheel beschermd worden tegen blootstelling aan teveel stroom.
Installateurs die voor extra zekerheid gaan houden ook rekening met eventuele overspanning van het elektriciteitsnetwerk, bijvoorbeeld wanneer door blikseminslag in de omgeving een onvoorziene spanningspiek ontstaat. Naast alle apparaten in huis kan ook de omvormer van de PV-installatie hierdoor getroffen worden. Daarom dient er een overspanningsbeveiliging zowel in de gelijkspanningskant, als in de wisselspanningskant te worden geplaatst. Omdat de blikseminductie stroom zijn weg vervolgd richting de hoofdverdeler, wordt zeer sterk aangeraden deze ook te voorzien van een overspanningsafleider. Het is dan ook zeer raadzaam om een PV installatie altijd integraal met de bliksembeveiligingsinstallatie te ontwerpen. Neem altijd contact op met een gerenommeerde bliksembeveiligingsinstallateur.
